Sport daagt Bussemaker uit
Door Paul Annema, gepubliceerd in de Volkskrant 3 november 2011
Sport daagt uit en haalt het beste in je naar boven. Hoger onderwijs en de olympische ambitie vullen elkaar dus perfect aan, meent Jet Bussemaker.
Haar passie voor sport nam ze mee uit haar verleden als staatssecretaris. In haar huidige rol als rector van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en lid van het collegebestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft Jet Bussemaker (50) haar boodschap van de sport verbonden met de ambities van de kennisstad.
‘De kansen van het hoger onderwijs in olympisch Amsterdam’, heet het plan dat is voorbereid door de twee hoofdstedelijke universiteiten en de HvA in het zogenoemde sectorplan Sportonderwijs en -onderzoek. Bussemaker heeft het omarmd om er landelijke uitstraling aan te geven. ‘Omdat sport uitdaagt en sport je leert het beste uit jezelf en uit samenwerking te halen. Op alle niveaus.’
‘Sport was in de politiek voor mij een betrekkelijk nieuw terrein’, zegt de laatste staatssecretaris van Sport (2007-2010) in haar werkkamer, drie-hoog in het Maagdenhuis in Amsterdam. ‘Maar ik was er snel door gegrepen en het heeft me niet meer losgelaten. In mijn portefeuille (VWS) zaten nogal wat maatschappelijke knelpunten. Sport bood me de kans vanuit een andere hoek, niet popie-jopie-achtig, maar zeer serieus, te kijken naar wat juist ook mogelijk is. De energie die daarbij loskwam vond ik waanzinnig.’
Affiniteit met sport vond ze een voorwaarde bij het aanvaarden van een nieuwe baan. ‘De ondertitel van het Olympisch Plan ‘Excelleren op alle niveaus’ prikkelt me ook hier. Excelleren in het hoger onderwijs met een prachtige verbinding met de olympische ambities van de stad. Daarbij gaat het om topsportfaciliteiten voor talenten en een goed topsportklimaat. Tegelijk zet ons domein Sport, Voeding en Bewegen zwaar in op het bestrijden van overgewicht op basisscholen.
‘Amsterdam heeft een goede kennis-infrastructuur, zeker voor de sport. Met een goed functionerend domein sport, voeding en bewegen bij de HvA, de VU met zijn faculteit bewegingswetenschappen, die uniek is in Nederland, en met een aantal specialismen van de UvA en het roc met z’n Cruijff-colleges is er sprake van een combinatie van mogelijkheden die duidelijk maakt dat de sport in het Amsterdamse kennisgebied sterk is ontwikkeld en een voorbeeld voor heel Nederland kan zijn.’
Bent u in uw huidige rol niet nog steeds de staatssecretaris die de kracht van sport steeds benadrukt?
Bussemaker: ‘Zeker, ik vind het gewoon leuk dat ik hier op een andere manier met de sportagenda kan doorgaan. Als staatssecretaris heb ik altijd uitgedragen dat kinderen die sporten beter leren en gezonder zijn. Dat geldt natuurlijk ook voor studenten. Maar wat me als staatssecretaris aansprak, was de mogelijkheid die sport bood om talent te creĆ«ren op andere terreinen dan de sport zelf. Het beste voorbeeld heb ik altijd de jeugdzorgSporttrajecten gevonden, waar sport de oplossing bood die anderen niet konden vinden.’
Wat betekent daadwerkelijk de combinatie Sport en Hoger Onderwijs voor Amsterdam?
‘Wij hebben ons met onze instellingen verbonden aan de olympische gedachte van Amsterdam. Cees Vervoorn, lector topsport en onderwijs, domeinvoorzitter Jacomine Ravensbergen en Peter Beek, decaan van de VU, hebben een geweldige ontwikkeling in gang gezet. We doen gerichte wetenschappelijke onderzoeken met de zogenoemde field-labs, maar we willen meer. We werken aan leefstijlinterventies en op termijn willen we sport uitbreiden naar hoger onderwijselementen waar ze nu nog niet is, bijvoorbeeld techniek.
‘Hoog wetenschappelijk sportonderzoek in combinatie met praktisch toepasbare zaken is het streven. Zorg dat je wetenschappelijke kennis van sport zowel economisch als maatschappelijk tot uitdrukking kan brengen. Wat is er mooier dan de beschikbare wetenschappelijke kennis te gebruiken bij de top- en breedtesport in de stad?
‘Ik heb een inventarisatie laten maken van studenten van HvA en de UvA die aan de Olympische Spelen meedoen, dat is een veel grotere groep dan ik had verwacht. Ik wil die groep binnenkort treffen en ze vragen, hoe wij ze kunnen faciliteren op weg naar de Spelen van Londen, zodat we ze niet pas tegenkomen als we ze huldigen omdat ze een medaille hebben gewonnen.’
Heeft het hoger onderwijs in Amsterdam zijn sportgerichte mogelijkheden lang onderschat?
‘Ik denk het wel. Wij hebben hebben hier een opleiding Sport, maar ook een opleiding Maatschappelijk werk. Die kunnen samen veel meer dan tot dusver is gebleken, ook dat is onderdeel van kennisontwikkeling in het hoger onderwijs. Ik ben in 2008 in Peking geweest met een Nederlandse handelsdelegatie. Die mensen deden allemaal technisch werk ten behoeve van de sport, maar ze kenden elkaar niet. Toch raar dat dergelijke kennis in Nederland niet is samengebracht in een sport- science-infrastructuur …
‘Bij de Hogeschool Amsterdam is een modeacademie, gespecialiseerd in technieken van stoffen. Daar hebben we in de sport nog niks mee gedaan, maar het kan interessant zijn ook die erbij te betrekken. We hebben een domein techniek, dat allerlei meetinstrumenten en product-design kan ontwikkelen. Kortom een enorme potentie, waarvan veel breder gebruik kan worden gemaakt. Zeker als de olympische ambitie steeds meer gestalte krijgt.’
Opmerkelijk is ook hier dat vliegwiel van de olympische ambitie…
‘De olympische ambitie is de versnelling bij al het voorwerk. Ik ben gegrepen door de plannen en wil vaart maken. We proberen in de sport trends te ontwikkelen. Als je als land je olympische ambities wilt waarmaken, een sportminded land wilt zijn en daarbij de ambitie hebt mondiaal bij de toptien te behoren, dan moet je ook hooggekwalificeerd onderzoek doen. Maar je kunt het als kennisinstituut niet alleen. Dat moet de uitdaging van Olympisch Amsterdam zijn: alle partijen bij elkaar brengen.’
U gelooft in de olympische gedachte?
‘Ik geloof dat Nederland een topsportland kan zijn en dat het van belang is om sport in te zetten als middel. De Olympische Spelen zullen alleen naar Nederland komen als de olympische gedachte en de kracht van sport in alle nerven van de samenleving zit. Ik snap best dat mensen in tijden van economische crisis zeggen: Moeten we dan miljarden gaan uitgeven aan, wat al gauw, een feestje van bobo’s wordt genoemd. Mijn antwoord is dat het olympisch vuur pas gaat leven als je iedereen duidelijk kan maken dat ze iets terugkrijgen van die Spelen.
‘En of het Amsterdam of Rotterdam wordt? De Olympische Spelen in Nederland gaan over het hele land. Je zoekt je beste verkoopartikel, en dat is Amsterdam. We zijn niet te klein voor de Spelen. We hebben wel bewezen wat we als Nederland kunnen. Maar ik vind dat je pas over deze dingen moet discussiĆ«ren als we ons hebben uitgesproken over de kandidatuur.’